De godenwereld van de Egyptenaren bestond uit tientallen goden die elk hun eigen herkenningspunten hadden. De meeste goden leken wat vorm betreft veel op elkaar maar konden door bepaalde symbolen of verschijningsvormen van elkaar worden onderscheiden. Dikwijls was sprake van een symbool of kroon, zoals de Atefkroon van Osiris en de Gans op het hoofd van Geb. Ook de symbolen die zij in de hand houden zijn aanwijzingen voor hun positie en macht.
Andere vormen van herkenningspunten zijn de assimilatie met dieren. De god werd dan afgebeeld als dier (meestal de beginperiode) of als een hybride vorm, als een onherkenbare menselijke vorm gecombineerd met die van een dier. Een voorbeeld is Thoth, die een gezicht had van een Ibis in een menselijk lichaam. Deze keuze was niet willekeurig; de Egyptenaren keken immers veel naar de natuur en kan daarom beschouwd worden als een natuurgodsdienst. Zo werd de godin Toëris afgebeeld als eennijlpaard. Een nijlpaard staat voor gevaar en is beschermend voor haar kinderen. Dit was daarom een zwangerschapsgodin die de zwangere vrouwen beschermde. Veel andere goden bestonden als valk omdat valken zich vaak in de lucht bevinden en daarom als hemelgod werden vereerd, zoals Ra en Sokaris.
Doordat de Egyptische geschiedenis vele millennia lang is, namen sommige goden verschillende gedaanten aan in de loop der tijd. Sommige goden werden in het begin slechts vereerd als symbool (Min, Chons en Neith). Later kregen zij een lichaam of werden ze als dier afgebeeld. Sommige goden werden geassimileerd door latere bekendere goden; zo nam Osiris symbolen over van Chentiamenoe en Anhur. Hathor en Isis werden in latere tijden zo met elkaar vergeleken dat men alleen uit de tekst kon zien of het Isis of Hathor was.
Maak jouw eigen website met JouwWeb